zich neerleggen bij | fügen |
zich neerleggen bij | unterwerfen |
zich neerleggen bij (v) (zich schikken naar) | sich fügen (v) (zich schikken naar) |
zich neerleggen bij (v) (lot) | sich abfinden mit (v) (lot) |
zich neerleggen bij (v) (zich schikken naar) | sich unterwerfen (v) (zich schikken naar) |
zich neerleggen bij (v) (lot) | sich ergeben in (v) (lot) |
zich neerleggen bij (v) (lot) | sich fügen in (v) (lot) |